Een koffer en tien tassen in Berlijn
Mijn grootste vooroordeel over de Duitsers, dat ze "pünktlich" zijn, werd de eerste dag in Berlijn al gelogenstraft.
"Ich heisse Texx, habe lange blonde Haaren und warte auf dich um 17 Uhr in Bahnhof Friedrichstraße" had hij door de telefoon gezegd.
Aangezien mijn trein op alle Berlijnse S-Bahnhöfen behalve Friedrichstraße stopte, moest ik met mijn onnoemlijk zware koffer, tassen, rugzak en videotas, gevuld met van verwachting zwangere tapes, overstappen.
Friedrichstraße. Een enorm perron met 6 of zelfs meer verschillende "Gleise". Waar hadden we nou afgesproken?
Ik wachtte en observeerde, gevuld met een licht zenuwachtig blind date gevoel, het langslopende volk. Er liep van alles langs, vooral veel streng kijkende Duitsers, maar geen langgelokte blonde man.
Ik belde hem met mijn "Handy", die ik speciaal voor mijn verblijf in Duitsland aangeschaft had om dit soort problemen te voorkomen, 4 keer op zijn antwoordapparaat.
De vijfde keer kreeg ik een vrouw aan de lijn. Ik sprak haar blij toe, met een heel verhaal, maar de stem sprak tot mijn verbazing door, tot ik tot mijn nog grotere verbazing mijn eigen stem herkende! Ik bleek alle antwoordapparaatberichten van de man af te luisteren! Wat te doen?
Misschien staat hij wel bij een ander spoor! Een plots opkomende hoop deed mij mijn zware bagage naar een glazen hok slepen waar een struise dame met een pet elke keer als er een trein het perron opraasde, de reizigers door een microfoon tot oppassen maande.
Ik dacht naïef dat ze een omroepster was en tikte op het raampje. Een dikke vriendelijke heer eveneens met pet, opende de kleine ruitjes, die als een glazen luxaflex omhoog openklikten. Ik vroeg hem om om te roepen of ene "Texx" (de achternaam was mij onbekend) ergens aanwezig zou zijn op het enorme perron. Plots doemde de vrouw op uit de achtergrond en sloeg "rats rats rats rats rats" de 6 ruitjes dicht. Verbijsterd keek ik toe. Een goed begin van de Duits-Nederlandse betrekkingen.
Gelukkig redde een medestipendiaat mij van de straat.
De volgende dag kreeg ik mijn huisbaas eindelijk te pakken. Hij bleek een echte Ossie te zijn: een 50-jarige alternativo met lange, eens blonde, asgrauwe haren en een magere Faust kop. Hij zei laconiek: "Oh, ik had gezien dat jouw trein niet in Friedrichstraße stopte, dus ben ik maar naar de Zoölogische Garten gegaan, om je daar op te wachten".
Ik was verbijsterd, probeerde nog: "maar hoe kon ik dat nou weten?"
"Nou ja, wil je een glas wijn?"
"Waarom heb je niet gebeld, of je antwoordapparaat niet afgeluisterd?"
"Ik houd niet van bellen. En trouwens ik belde een keer naar je handy en ik kreeg een oude vrouw uit een dorp uit het Oosten aan de lijn." Hij had vergeten het Nederlandse netnummer van mijn mobiele telefoon te draaien. De nieuwe communicatiemiddelen maken het communiceren er niet gemakkelijker op.
Terwijl hij me naar mijn/zijn ondergehuurde woning in Prenzlauer Berg reed, kankerde hij op alle Wessies en toeristen die nu deze ooit Oost-Duitse buurt aan het verpesten zijn.
"Alle huizen worden opgekocht en zeer duur verbouwd. De oorspronkelijke bewoners verdwijnen allemaal." Met een lichte weemoed wees hij naar een prachtig lichtgeel geschilderd pand, helemaal opgeknapt, met een enorme knalrode motor voor de deur.
"In dat huis heb ik voor het eerst gekift." Eerst dacht ik dat hij iets bepaalds bedoelde, maar zijn "deutsche" zware gemoedstoestand deed geen ondeugende openhartigheid vermoeden. De juiste betekenis van het woord bleek bij navraag "blowen" te betekenen.
"Mijn huisbazin is 80, ze hebben haar al vaak een heel hoge oprotpremie geboden voor haar huis, maar zij zegt: "ik kan toch van 400 DM per maand leven, waarom zou ik meer geld nodig hebben?"
Dit was het huis inderdaad aan te zien. De gehele Dunckerstraße was gerenoveerd of stond in de steigers, alleen "mijn" huis was in zwaar vervallen staat, donkerbruin/grijs, zoals ik Berlijn van lang geleden kende.
De keuken had alleen een "Kachelofen", te verwarmen met steenkool, die uit een griezelkelder gesleept moest worden. Toen ik hem uitlegde dat ik niet wist hoe een Kachelofen werkte, aangezien ik niet in een barbecuetraditie ben opgevoed omdat mijn ouders dit burgerlijke gedoe gehaat hebben, moest hij schamper lachen.
"Ja, die Wessies wissen nicht einmal wie das geht."
Tot mijn leedwezen echter lukte het hem ook niet het ding tot werkzaamheid te krijgen.
"Hij moet er even weer aan wennen. Hij heeft een jaar niet gewerkt." Jaja.
Ondanks zijn "stoomcursus", is het me geen enkele keer gelukt, het ding warm te krijgen. Slechts een levensgevaarlijke walm vulde mijn keuken. Tot mijn verbazing moest ik deze antikapitalistische man toch nog 750 DM "kalt" (excl.) betalen.
Een tip aan toekomstige stipendiaten: zoek goed uit wat voor een woning je krijgt. Het schijnt reëel te zijn een woning in Berlijn voor 450 DM te krijgen. En hoedt U voor de Kachelofen! Berlijn is erg koud en grauw in Februari! En heel groot!
En als je veel belt: koop een Duitse handy voor fl. 90,00 want je belt je arm als je met een Nederlandse mobiel belt!
Mijn motivatie
Ik ben het product van een Oostenrijkse moeder en een Hagenaar. Zodoende kwam ik als kind al vroeg in aanraking met de Duitstalige cultuur. Waar bij klasgenootjes "Rozen verwelken, schepen vergaan…" in hun poëzie album stond, was mijn eerste versje "Du bist wie eine Blume, So hold und schön und rein…" van Heinrich Heine.
We zijn diverse malen in Duitsland op vakantie geweest. Als kind vond ik dit niet spannend, aangezien ik andere landen "exotischer" vond. Toen ik echter wat ouder werd kreeg ik meer oog voor de schoonheid van de vele oude dorpjes, steden en natuur en vooral de films.
Het viel me als kind wel op dat de oudere Duitser vaak zo agressief overkwam. Ik zal nooit vergeten hoe in de kathedraal van Aken een oude dame met een wapperende veer op haar groene hoedje een arme jonge priester, wiens taak het was de mis te vrijwaren van te veel toeristen, met haar wandelstok wegduwde onder het uitroepen van de woorden: "Ja kom nou! Mij hou je niet tegen!". Vervolgens zeilde ze triomfantelijk als een slagschip de kathedraal in met ons (mijn familie en ik) laffig in haar kielzog.
Komt deze onderhuidse agressie voort uit het feit, dat deze generatie Duitsers uit gevoel van schuld nooit uiting hebben mogen geven aan hun meegemaakte ellende in de oorlog? Pas onlangs zei mijn moeder met tranen in haar ogen dat het haar altijd gekwetst heeft als er op de jaarlijkse gezellige verjaardagpartijtjes door haar Nederlandse familie grappen gemaakt werden over gesneuvelde soldaten in het Duitse leger. Haar broer is op 19-jarige leeftijd gesneuveld bij de Slag bij Narvik.
In 1983 en in 1990 (de muur was net afgebroken) deed ik een theatercursus in Berlijn. Toen is mijn liefde voor deze gebroken stad ontstaan. Ik heb Berlijn vastgelegd op Russische 8-mm filmpjes en op Video8. Toen ik over het Duits-Nederlandse Journalisten Stipendium las, zag ik een prachtige gelegenheid om dit materiaal eindelijk te gebruiken. Ik zou de toen gefilmde mensen en plekken opzoeken, opnieuw filmen en dit geheel verwerken in een videodagboek voor lokale tv Amsterdam (Bellisima), waar ik sinds 4 jaar als redactrice en als cameravrouw werk. In 1998 heb ik van de Berlinale (Johan van der Keuken was er te gast) een reportage gemaakt.
Daarvoor heb ik sinds 1982 als actrice gewerkt. De keren dat ik in Duitse producties gewerkt heb (tv, theater en film) heb ik als heel prettig ervaren. Men is in verhouding met Nederland zeer professioneel. Als actrice wordt men meer gerespecteerd dan in Nederland; niet alleen door het publiek, maar ook door de medewerkers. Als je bijv. een videotape met je werk opstuurt naar een casting bureau krijg je altijd bericht; men staat je vriendelijk en geïnteresseerd te woord, je wordt niet afgeblaft door de secretaresse, het salaris is veel hoger en je hoeft niet er niet maanden op te wachten!
Bij voorstellingen zijn minutenlange ovaties niet zeldzaam, evenals verhitte discussies met het publiek na afloop van theaterstuk of film. Waar men in Nederland na afloop vaak praat over die en die acteur of over de koffie tijdens de pauze, discussieert het publiek in Duitsland over de inhoud en relevantie van het stuk.
Bovendien heb ik het geluk gehad in kwaliteitsproducties te spelen met mensen waar ik in mijn jeugd al een bewondering voor koesterde: de acteur Günther Lamprecht (Biberkopf in Fassbinder's "Berlin Alexander Platz"), Blixa Bargeld, de zanger van de legendarische band "Einsturzende Neubauten", Jürgen Jürgens, de cameraman van Wim Wenders en Fassbinder. Wie zijn de Nederlandse equivalenten?
Door mijn werk heb ik verschillende vrienden in Berlijn gekregen. Het viel mij op dat de voorheen DDR bewoners een hele hechte band met elkaar hadden: de deur stond altijd open, zowel letterlijk als figuurlijk: ze zijn het niet gewend de deur op slot te doen, er werd immers toch nooit gejat in de DDR. Bezoekers namen eten mee en bezochten elkaar zonder elkaar van te voren te bellen (men had geen telefoon in de DDR), vreemden waren welkom…
Zal dit nu nog zo zijn?
Ik had graag bij de lokale tv in Berlijn willen werken. Dit zou toch wel een boeiende zender zijn, leek mij. Tot mijn verbazing echter hoorde ik van verschillende mensen dat lokale tv Deventer kwalitatief beter zou zijn dan lokale tv Berlijn. Ook Rainer Haybrich beaamde dit.
Via Ulrike Helmer, een oud-stipendiate, heb ik van het productiebedrijf Kobalt gehoord. Kobalt (genaamd naar de stof Kobalt, die bij een bepaalde temperatuur radioactief wordt en een blauwe kleur aanneemt) produceert het muziekprogramma "Tracks" voor Arte en het programma "Polylux" voor de ORB.
Zij vertelde in haar verslag dat zij in twee maanden weinig voor "Tracks" kon doen, aangezien het een maandelijks programma is. Daarom raadde zij mij het wekelijkse programma "Polylux" aan.
"Polylux" (het Oost-Duitse woord voor overheadprojector) is een magazine-achtig programma voor jongeren (de meeste kijkers echter blijken 30-plus te zijn) en bestaat uit 5 verschillende onderdelen met elk een lengte van ongeveer 4 minuten: Satire, Trends, Media, Portret en Reportage. De onderwerpen dienen betrekking te hebben op de deelstaat Brandenburg.
Mijn werk (1)
Kobalt kon mij echter maar een maand huisvesten, dus ik zou in februari het Film Festival bezoeken en bij Kopp film kijken (een productiebureau dat veel kinderfilms produceert). Een bijzonder aardige vrouw leidde mij rond, maar helaas waren er bijna geen producties, dus ik kon erg weinig doen.
Een medewerker was net bezig met een kindertekenfilm voor de ORB: het "Sandmännchen", een relict uit de DDR. Het was fascinerend te zien hoe hij met een Photoshop-achtig programma deze tekenfilm helemaal in zijn eentje maakte.
Hij vertelde me dat hij eigenlijk architect was, maar omdat er in de DDR geen werk was besloot bij de tv te werken omdat daar altijd wel werk in was. Hij ging decors maken. Na de Wende, van de ene dag op de andere, was het voorbij met de Oost-Duitse tv en was hij weer werkloos. Toen besloot hij in zijn eentje een gemoderniseerde "Sandmännchen" te maken. Vroeger was het een pop, nu een gecomputeriseerde versie. Ook hij zei (vele Ossies hadden het erover) dat de vroegere tijden vele positieve kanten had. Ik besloot hem te interviewen, maar dit is helaas door tijdgebrek niet door gegaan.
Ik heb veel gevideood op de Berlinale, het een na grootste Filmfestival in Europa, dat dit jaar voor het eerst in het nieuwe Festival Paleis op de Potsdamer Platz gehouden werd. Het Festival Paleis: een enorm gebouw dat na de Berlinale musicals programmeert.
De zalen werden streng bewaakt door een cordon van suppoosten met microfoontjes en headphones, die gewichtig de kaartjeslozen tegenhielden. Hoe anders dan 3 jaar geleden, toen het er veel gemoedelijker aan toe ging! Een chagrijnige baliemedewerker stompte verontwaardigd op de muur om het holle geluid te laten horen dat opsteeg.
"Kijk, het is alles karton! Niet eens echte muren! Toen die Leonardo di Caprio hier kwam met zijn gillende wijven, zaten wij in de tocht! Dat hele film gedoe is gebakken lucht!"
De koffiejuffrouw achter de koffiebalie keek beteuterd toen ik vroeg of er een stoel was, waarop ik zittend mijn koffie zou kunnen drinken. "Die is er niet. Ja, het is erg ongezellig. Ik vind het ook niet leuk; nu komt er niemand bij me zitten."
Er was geen stoel in de journalistenruimte te zien. Noodgedwongen op de grond hurkend en hun papieren over de grond uitstallend maakten journalisten hun aantekeningen.
Was er misschien een gezellig cafeetje in de buurt, waar je rustig het overvolle en ingewikkelde programma kon uitzoeken? Nee, alleen peperdure moderne restaurants en café's waar je ook al niet kon zitten. Moderne architecten lijken het zitten te haten. Dan blijven klanten te lang hangen, en verdien je minder. Jetzt regiert das Geld.
Als je in dat sta-café naar het toilet wilde, moest je (na nuttiging van overigens heerlijke, in Nederland niet te krijgen, koffie) in het verderop gelegen enorme winkelcentrum het openbare toilet zoeken om er vervolgens 1 DM neer te leggen. Wat is er van Berlijn geworden?
Gelukkig heeft Prenzlauer Berg nog authentieke kleine cafeetjes in huiskamers, waar je zittend op oude bankstellen uit grootmoeders tijd met bloemetjes behang heerlijke koffie kunt drinken, uren lang lezend in je boek of de kranten en tijdschriften die in het café liggen.
Ik heb vele interessante films gezien, (de Duitse film is in de groei) mensen ontmoet en persconferenties meegemaakt. Na afloop van een première was er altijd een publieksdiscussie. Johan van der Keuken zei het 3 jaar geleden al: de Duitsers kunnen goed discussiëren en stellen intelligente vragen. Ik heb een keer meegemaakt dat het publiek bijna de regisseur te lijf ging! Over en weer werd er geschreeuwd, omdat men de film niet goed vond. De regisseur zei dat hij dat niet erg vond, waarop een jonge vrouw riep dat ze het erg vond, dat hij het niet erg vond dat het publiek de film erg vond. Een jonge man zei door de microfoon: "Het valt me op dat het publiek altijd zo agressief reageert. Waarom? Iedereen heeft een andere smaak en mening en bovendien: het is maar film."
De jonge vrouw riep: "Wat? Wij betalen er belasting voor! En mijn avond is verpest!". En zij verliet woedend de zaal.
Zulke verhitte discussies heb ik na jarenlang Filmfestival bezoek in Nederland nog nooit meegemaakt.
Mijn werk (2a)
Met hoge verwachtingen begon ik na twee weken mijn periode bij Kobalt.
In gesprekken met Berlijners bleken de meesten "Polylux" een goed, origineel vormgegeven programma te vinden. Het handelsmerk van Kobalt is inderdaad een fantasierijke camera voering en een verrassende klipachtige (muziek)montage, die opvalt. Mijns inziens echter zou er wat meer rust in de vormgeving kunnen. De 3 oprichters wilden, met een nadruk op het visuele, jonge kijkers trekken.
Er werken 30 medewerkers in de redactie, productie en techniek. Er zijn twee montage ruimtes en een groot redactie lokaal met ongeveer 9 bureau's met een prachtig uitzicht op de Fernsehturm en de steeds af en aan razende S-Bahn. Overal staan monitoren, waar gespot kan worden. De twee hoofdredacteuren hebben een eigen kantoor.
Ik kwam binnen op de dag van de wekelijkse redactie vergadering en werd aan Tita voorgesteld die vriendelijk glimlachend vroeg op ik op school zat. "Nee, het journalisten stipendium… etc… ik werk bij lokale tv Nederland etc…" Oh.
Een enorme tafel in de kantine annex vergaderruimte. Niemand zei mij waar plaats te nemen, dus ik ging maar op een stoel in het midden aan de tafel zitten en wachtte af. Om klokslag 9 uur begon de vergadering (iedereen was op tijd!) Een 30-tal jonge mensen (tussen de 20 en 30 jaar) schaarde zich rond de tafel. Niemand groette mij. Toen de hoofdproducente wilde zitten, bleek er geen plek meer te zijn. Ik zat natuurlijk op haar stoel. Ze moest op de ijskast zitten.
Ulrike had mij al middels haar verslag van verleden jaar al gewaarschuwd in de vorm van het zg. "koffie schandaal", maar toch is het niet leuk mee te maken. Men schonk heerlijke koffie en thee in. De kan werd teruggezet. Niemand bood mij een kopje aan. En ik snakte ernaar. De stoute schoenen aangetrokken en zelf maar een kopje gehaald, en over anderen heen hangend de koffiekan op de tafel gepakt. Maar niemand reageerde. Van af dat moment besloot ik om te doen wat ik wilde, en niet meer beleefd te zijn.
De vergadering ging o.a. over het item "Satire": te veel buitenlandse arbeidskrachten (Indiërs voor de computerwereld, Turken etc.) werden naar Duitsland gehaald. In het item werd gewaarschuwd voor het feit dat ze heel Duitsland over gaan nemen. Het item was satirisch bedoeld, kwam echter heel serieus over omdat de "komiek" die normaal de voice-over insprak ziek was, en er iemand anders de stem insprak. Gevaarlijk.
In een reportage over de optocht van de neonazi's onder de Brandenburger Tor werden zij in grappige sketches belachelijk gemaakt. Dit zou volgens een medestipendiate een paar jaar geleden niet gekund hebben.
De vergadering werd strak geleid, er werd weinig uitgeweid, men praatte niet door elkaar heen, wat ik heel prettig vond. (Dit is bij ons op de redactie wel anders.)
Een uur lang werden alle items behandeld, waarbij het er wel direct en derhalve hard aan toe ging, (een redactrice beklaagde zich hierover: "ik wil dat jullie mijn werk wat milder bespreken! Nu ga ik jouw werk eens afkraken") maar er werd ook vaak gelachen. Het viel me op dat er soms met weinig respect over de geïnterviewden (die toch gratis meedoen t.b.v. het programma) werd gesproken; ze werden soms zelfs uitgelachen.
Er werd door Tita gevraagd minder voice-overs te gebruiken, en meer de beelden hun werk te laten doen: helemaal mee eens! Toch viel het iedere keer op, dat men zich er niet aan hield. Het is blijkbaar moeilijk om tijdens het maken van een item er rekening mee te houden dat je een onderdeel van een geheel bent.
Er werd gevraagd naar nieuwe onderwerpen. Tijdschriften en kranten werden naarstig nagepluist. Ik had het gevoel dat er soms maar een item gemaakt werd over iets, (bijv. het feit dat breien in was; de redactrice bracht een fake breigroepje bijeen) om maar een onderwerp te hebben.
Er werd voorgesteld om meer samen te praten over wat men doet, om te voorkomen dat men langs elkaar heen werkte.
Na de vergadering zei een der redactrices (die overigens wel heel aardig was) dat als ik een goed idee had, ik dat zeker ter berde moest brengen en dat ik maar een plek moest zoeken aan een der bureau's. Toen ik mij echter voor een computer zette, werd ik steeds vriendelijk weggejaagd door hardwerkende ietwat gestresste medewerkers. Ik begreep het eerlijk gezegd wel, ik had nog geen computer nodig.
Ik ging "mit auf Dreh": Alte Relikte aus Berlin. Zeer interessant; kwam op plekken waar men als niet Berlijner nooit zou komen. Alleen de 3 medereizigers zeiden de gehele dag en avond bijna geen stom woord tegen me. Als ik een vraag stelde (wat ik tot het hoogstnodige beperkte) kreeg ik wel vriendelijk antwoord, maar meer ook niet. Nooit een wedervraag of discussie of wat dan ook.
Het viel me op dat er tijdens het draaien erg veel geënsceneerd werd waarbij de cameraman veel vrijheid heeft. (ik ben gewend veel spontaner te draaien.) Bijvoorbeeld: de geïnterviewde bejaarde "Laubenpieper" (volkstuintjes houder) moest tot 4 keer toe onder een metrobrug doorlopen, terwijl er een trein overheen reed.
De geïnterviewden komen met 1 tot 2 quotes in beeld, de rest wordt volgepraat door de alleswetende verteller. Ook emotionele momenten. Later vroeg ik aan de hoofdredacteur waarom dit toch zo in de Duitse tv het geval is: hij verzekerde mij dat als hij meer live stemmen in zijn programma zou toestaan, de kijkers onmiddellijk zouden wegzappen.
En kijkcijfers, daar gaat het natuurlijk om. Op het prikbord hingen dan ook de kijkcijfers, die vrij hoog waren. In april echter, toen het weer mooi werd kelderden die cijfers weer.
Kon ik hier iets doen? De drie ideeën die ik voorstelde, werden afgeketst. Ik snap het dat het moeilijk is een vreemde in deze opvallende stijl iets te laten maken, (redacteuren en cameramannen, ook al hebben zij ervaring, lopen eerst een half jaar stage, voordat zij iets maken) maar ik had graag met iemand samengewerkt, desnoods als assistent. Helaas was hier niet de gelegenheid voor. Misschien had ik mij meer moeten opdringen.
Door omstandigheden kwam ik in april terug. Er bleken toen veel minder praktikanten e.d. rond te lopen waardoor ik meer contact kreeg: ik had bij nader inzien beter in april daar kunnen werken.
Omdat ik de montage interessant vond, heb ik veel bij de montage gezeten, en ben voor het camerawerk toch nog veel op de set meegeweest.
De laatste dag had ik sekt meegebracht. Ineens was iedereen heel vrolijk en begon met me te praten: wat deed je hier eigenlijk, wat doe je in Amsterdam… Een goede tip voor toekomstige stipendiaten: schenk de eerste dag ter kennismaking sekt, dan weet men in ieder geval dat je bestaat en wat je doet. Alleen Tita vroeg me weer "En, ga je nu weer terug naar school?"
Mijn werk (2b)
Ik besloot al gauw om naast mijn Kobalt avontuur voor lokale tv Amsterdam het videodagboek bij te houden. Met mijn DV camera op mijn geleende Duitse "Hollandrad" (zo door de Duitsers genoemd vanwege de vorm; ik kon het niet laten te denken "zeker omdat ie nog van mijn opa is geweest") nagestaard door bevreemde Berlijners filmde ik wat ik zoal tegenkwam. En ik zocht de in het verleden door mij gefilmde plekken op. Dit bleek heel moeilijk aangezien Berlijn op radicale wijze gefacelift is.
Gleisdreieck in 1983 bijvoorbeeld. Destijds had ik gelezen over het verlaten treinstation bij Gleisdreieck. Niemand wist waar de ingang was. Dus vroeg ik straatjochies om raad. Zij namen mij mee onder heggen en over hekken naar deze prachtige eenzame plek. Verlaten treinsporen overwoekerd door exotische planten wier zaadjes ooit op daken van de treinen meegereisd zijn op hun tochten in vroegere tijden van het verre Rusland.
Nu bleek dit natuurgebied overwoekerd door bulldozers, pijlers, "arbeiders pensionen" (containers, als blokkendozen op elkaar gezet, waar de bouwers van de nieuw te bouwen S-Bahn in wonen) en modder. Met weemoed in het hart heb ik het gefilmd tot ik weggejaagd werd door een boze opzichter. "Haben Sie eine Genehmigung?" Dit bleek op vele plekken notwendig te zijn: in de wc's van de S-Bahn, op een technoparty in een oud electriciteitshuisje ("Ich hab Schiss", zei de organisatrice, "want als de politie op de video ziet dat er gebruikt wordt, hangen we. Ze houden ons in de gaten"). Zelfs in een oude verlaten fabriek in Rüdersdorf (een Oost-Duits dorpje) dat tot decor gediend heeft van het duurste in Europa gemaakte filmepos "Stalingrad" stond in een totaal verlaten gebeid een opzichtershuisje met een eenzame oppasser die mij tegenhield. Overal had ik zo'n ding nodig om te draaien, wat ik natuurlijk niet had. Zelfs de cameraploeg van Kobalt werd in het Sony Center weggestuurd. Na een lang gesprek met een hoge ambtenaar mochten ze toch filmen.
De Potsdamer Platz, het nieuwe hart van Berlijn, waar eens de muur stond.
Een complex met enorme glazen en glinsterende Sony en Daimler-Benz gebouwen en het onvermijdelijke winkelcentrum. Wat is er overgebleven van de hippie cultuur die ik nog kende van 10 jaar geleden. Op mijn oude video's zie je nog stukken muur en een wachttoren, een enorme moddervlakte, kunstenaars die in woonwagens woonden en een disco in de gewezen toiletten van de metro onder de grond. Nooit zal ik het door het maanlicht beschenen surrealistische beeld vergeten van een lange rij mensen die op de verlaten vlakte wachtten voor een piepklein huisje. Die passen toch nooit in dat huisje?
Een smalle trap met vochtige muren voerde de discobezoeker naar beneden naar een helleplaats van rook, die ieder zicht onmogelijk maakte. Daarom droegen de meesten mijnwerkershelmen en communiceerde men met elkaar door middel van schelle fluitjes in de mond omdat de keiharde housemuziek (of hoe heet die muziek van 10 jaar geleden?) ieder contact onmogelijk maakte. Gezichten kon je niet onderscheiden, omdat bewegende diaprojecties dit onmogelijk maakten. Elk gezicht werd een abstracte figuur, een vreemde.
‘s Morgens vroeg om 6 uur hingen dronken en stonede jongeren tegen de stukken muur en de wachttoren die er toen nog stonden. Een slonzig type die in een van de caravans woonde heb ik toen geïnterviewd. Hij vertelde mij dat hij beheerder was van deze stukken muur en de wachttoren.
Tijdens mijn huidige verblijf in Berlijn kwam ik hem via via weer tegen: strak in het pak, korte haren, bezitter van een internetbedrijf. Nu heeft hij nog steeds twee stukken muur midden op de Potsdamer Platz, evenals de wachttoren! Hij heeft vele rechtszaken tegen de regering gewonnen, aangezien zij de stukken muur weg willen hebben, omdat zij op dat stuk rond een weg willen aanleggen naar het regeringsgebouw. Op deze plek is geen plaats voor een gedenkteken voor de Muur. Weg ermee! De toeristen willen lelijke flat gebouwen zien! En de toilettendisco is allang verdwenen! Wat vele Berlijners niet weten: half verscholen achter een lelijk reclamebord dat op een kippengaas hek hangt staat inderdaad een stuk muur van 1.5 meter breed. Erachter ook. Ik heb de Muurbeheerder weer geïnterviewd. De man werd emotioneel toen hij over zijn actie vertelde.
Verder heb ik een reportage over de steenlegging van de Marinus van der Lubbe club uit Leiden gefilmd evenals de Kriminalpolizist die de Steen weer heeft teruggevonden na gestolen te zijn geweest; de man die de Muur heeft opgebouwd, als soldaat de wachttoren heeft bemand en vervolgens de afbraak van de Muur heeft geleid; graffiti spuitende jongeren die de gedoog-Muur beschilderen; diverse filmsets; muziekoptredens; repetitie van Berlijnse bands; buitenlanders, die die zich niet thuis voelden in Prenzlauerberg en naar een andere wijk zijn verhuisd; kunstenaars; organisatoren van clandestiene technoparties op verschillende plekken (zoals een verlaten hangar) die zich opgejaagd voelen, daar dit soort plekken meer en meer worden opgekocht door grote concerns; etc. etc. en vele prachtige beelden van deze ongrijpbare en tegelijkertijd zo aardse stad: Berlijn.
Mijn nieuwe Duitsland-Nederland beeld
Bij het introductieweekend (dat ik overigens erg nuttig en leuk vond, alleen wat te vol. Een uur pauze per dag zou heel fijn geweest zijn) viel het me al op: de Nederlanders waren wel eens te laat, babbelden al broodjes etend tussen de besprekingen door, stelden vragen en maakten al dan niet flauwe grappen, terwijl onze Duitse collega's zich in het begin wat rustiger hielden (Later veranderde dit wel.) Terwijl zij echter in Amsterdam iedere week een reünie hadden, zagen de Hollanders elkaar amper in Berlijn.
In het Berlijnse café zie je het volgende beeld vrij vaak: een druk monologiserende man en een toehorende vrouw. (Of is dit algemeen menselijk?) Het valt me inderdaad op dat als je een leuk gesprek wilt voeren, de Berlijner (of de Duitser in het algemeen?) de neiging heeft er een zware discussie van te maken waarin nieuwe theorieën geboren worden.
Een Nederlandse kunstenaar die al 6 jaar in Berlijn woont, zei dat hij in die tijd nog nooit zoveel ongecompliceerd plezier had gehad als met het bestuur van de Marinus van der Lubbe Gedenksteen club: keurige heren van over 50 die jolige lol maakten in het café, waar mijn huisbaas depressief naar hun staarde. Een van hun beklom zelfs de muur van de Reichstag, om aan te tonen dat Marinus "het" toch gedaan heeft. (Video: Waar is de steen van Marinus?)
De humor op de tv is vaak niet aan mij besteed.; in de soaps wordt zelfs nog slechter gespeeld dan in Nederland! In hun spel relativeren ze zich minder dan de Nederlandse soapacteurs, waardoor het spel nog onuitstaanbaarder wordt.
Het viel me bij het lezen van de vorige verslagen op, dat de meeste Nederlanders het moeilijker in Duitsland hadden dan de Duitsers in Nederland. Ik kon dit, gezien mijn ervaringen in het verleden, moeilijk voorstellen. Toch moet ik helaas beamen, dat ik wat betreft het werk bij Kobalt negatiever terugkwam dan dat ik er heen ging. Het zou voor toekomstige stipendiaten toch veel prettiger en nuttiger zijn als ze wat meer konden doen. Hoe dit te voorkomen, want verleden jaar was dit toch ook veel het geval. Krijgen de gastmedia deze verslagen overigens te lezen?
Natuurlijk heb ik buiten het werk leuke en waardevolle contacten opgedaan, maar het viel me ook op dat mijn Ossie vrienden veel minder open waren, ruzie met elkaar hadden, geen brunches meer hielden, alleen met werk bezig waren. Ze zeiden dat ze vroeger meer samen waren. "Vroeger had je alleen Beziehungen nodig; nu Beziehungen en Geld." Iemand met echte rust in zich heb ik niet gevonden.
Sommige winkelbedienden vonden het leuk je express niet te verstaan. Zelfs Michael Zeeman, die ik op een zonnig terrasje tegenkwam omdat hij een artikel schreef over de booming jonge Duitse generatie schrijvers, beklaagde zich over het feit dat de ober net deed alsof hij hem niet verstond: "Und mein Deutsch ist nicht schlecht!" zei hij empört in accentloos Duits.
Ik vroeg een bejaarde tweeling de weg naar de bank: ze keken me aan alsof ik hun wilde beroven en maakten zich uit de voeten.
Ik dacht dat Duitsers het toonbeeld van organisatiedrift zouden zijn.
De S-Bahn is inderdaad een geweldige uitvinding: ze rijden om de 3 minuten en zijn altijd op tijd! Ook de fiets kan je meenemen, alleen zijn er geen fietsrichels aan weerszijden van de eindeloze trappen dus je sjouwt je een tennisarm. En als je zwart rijdt zeg je gewoon, zoals een niet nader te noemen medestipendiaat mij tipte: "Wiedergutmachung".
Toen ik echter een "Festnetz" aansluiting wilde aanvragen, was ik verbijsterd over de desorganisatie van het Duitse telefoonwezen; het bleek onmogelijk om door het labyrinth van de Telecom heen te komen. Dit volgens een Nederlander omdat de Duitse ambtenaren niet gewend zijn te improviseren. Ze volgen gewoon de orders op. Mijn Duitse buurman zei mij: "Je bent te beleefd. Je moet ze bevelen."
Zelfs in kleine Italiaanse dorpjes kan je met de girobetaalkaart in winkels betalen: in Duitsland echter niet.
Het is wel echt Nederlands, dit gekanker: nogmaals, ik heb ook positieve ervaringen opgedaan, maar de Duitsers kankeren "gelukkig" ook: de Ossies over de Wessies en andersom, de alto's over de yuppen, de buitenlanders over de Duitsers en de Duitsers over de toeristen, maar niemand over de Nederlanders! Behalve dan dat het Nederlands een "Kehlkrankheit" is.
Teruggekomen in good old Amsterdam viel me weer op hoe klein en rustig het hier is. Dingen waar ik me voor het vertrek naar Berlijn druk om maakte, interesseerden me niet meer. Waar hielden die mensen hier zich toch mee bezig? Heerlijk, dat relativerende gevoel.
Toch verlang ik weer naar Berlijn! Toen ik wegging, was het namelijk april en het weer was prachtig en de mensen zaten op terrasjes en de vogels floten en de bomen stonden in bloei, en ik danste twee dagen en nachten op de Ostern technoparty boven de langsrijdende S-Bahn... wat was Berlijn toch mooi. Ieder "Bezirk" is zo anders...
Een laatste tip aan de organisatie: kan het stipendium niet verplaatst worden naar april-mei?
Ik wil de organisatie bedanken voor de geweldige talencursus, waar we elkaar beter hebben leren kennen, en voor de gelegenheid die ik heb gekregen om mooi materiaal te kunnen schieten in een boeiende stad.
Waar is de muur?
Alweer 3 maanden terug in Nederland. Ik word nog steeds achtervolgd door de Deutsche Telecom met rekeningen van mijn telefoonabonnement ondanks het feit dat ik mij al 3 keer heb afgemeld, afgefaxt, afgebeld en afge-emaild. Dit komt volgens een medestipendiaat omdat Duitse organisaties te goed zijn georganiseerd en niet zijn ingesteld op improviseren. Er is dus toch nog een onneembare Muur in Berlijn.
1983.
Ik fietste met mijn 8 mm filmcamera na het boodschappen doen door zonnig Berlijn. De weg voerde door een bossage. Plots stuitte ik op de Muur. Het weggetje wordt allengs onbegaanbaarder maar ik worstelde mij door de bomen, struiken en modder. Ineens zat ik tot mijn verbazing tussen het hek bij de Brandenburger Tor en de Muur!
Ik zie de achterkant van witte borden hangen op het 2 meter hoge hek, waarvan ik wist dat er aan de andere kant teksten opstonden als: VERBOTEN! GEFÄHRLICH! NICHT BETRETEN! Maar dat kon ik nu natuurlijk niet lezen.
Achter (van mij uit gezien dan) het hek staarden verbaasde Japanners naar een meisje op een fiets achter het hoge hek met een prei die uit de boodschappentas steekt.
Ik wilde het absurde geheel filmen, maar de film was helaas op.
Ik keek omhoog: een wachttoren met een grenswachter erin torende boven mij uit. Ik ging er van uit dat de dienstdoende soldaat niet pal naar beneden zou kijken dus bleef ik, voor hem ongezien, dicht langs de Muur fietsen tot aan de Spree. Daar zat ik heerlijk naast het water.
Na een tijd wilde ik de soldaat uittesten. Ik reed aan de kant van het hek zodat ik binnen zijn blikveld zou vallen. Ik hoorde "Rrrrrrr", het geluid van een openknarsend raam en de schreeuw: "RAUS!"
De nog meer verbijsterde Japanners legden het geheel vast op Sony.
Ik riep nog "daβ ich die Teller nicht lesen kann von dieser Seite" maar die man bleef "RAUS!" schreeuwen. "Gut, ich fahre zurück." "Nein, RRRAUSSSSSSS!" en hij toonde een mitrailleur die zo te zien vast op een standaard stond.
Ik duwde mijn fiets omhoog over het hek en klom er vervolgens achteraan. De over hun verbijstering heen gegroeide Japanners hielpen mij.
1990.
Potsdamer Platz. Ik filmde met mijn Video8 camera een modderige vlakte met de 20 meter lange Muur en de wachttoren, waar dronken en stonede jongeren tegenaan hingen. Van lege kratjes had iemand een cafeetje gemaakt met de muurresten als bescherming. Daarachter containers en woonwagens. Onder de grond een disco tussen vochtige wanden in de gewezen toiletten van de S-Bahn. Een zwerver-achtige stadsnomade kwam uit de container gekropen en zei dat de grenstroepen hem tot beheerder hadden gemaakt van de stukken Muur en de wachttoren die hij als gedenkplaats wil bewaren voor de mensheid. Ik legde hem vast op video.
2000.
Ik fiets op mijn geleende NSU fiets wederom door Berlijn, dit keer met een digitale camcorder op de schouder, op zoek naar de plekken van toen. NSU was de fabriek die auto's en in de oorlog oorlogsmaterieel maakte. Deze fiets wordt door Berlijners ook wel "Hollandrad" genoemd vanwege de vorm: Een boze stem in mij zegt: "zeker omdat ie nog van mijn opa is geweest".
Op naar de Brandenburger Tor. Zal ik mijn plek nog herkennen? De weg naar deze triomfboog is afgesloten. De Muur is helemaal weg: zelfs de kruisen ter nagedachtenis aan de gevallen vluchtelingen zijn nergens te bekennen.
De Brandenburger Tor is afgezet. Militaire wagens uit de "Muurse tijd" staan in slagorde opgesteld; soldaten lopen rond. Een voorbijganger ("ik ben gepensioneerd rechter") zegt dat ze een tv-film aan het opnemen zijn over een waar gebeurd verhaal en wel "Der Flucht" van Oost-Berlijn naar West-Berlijn via een ondergrondse tunnel.
Een grijsharige heer legt aan figuranten uit hoe zij met hun geweren in de arm moeten lopen. Het is een grappig gezicht aangezien de nepsoldaten duidelijk niet weten hoe dit te doen. "Als je het zo vasthoudt, kan je gelijk in de schiethouding staan als het nodig zou zijn, en stoot je minder tegen je been aan, anders doe je er te lang over om je geweer te pakken. En die pet heb je achterstevoren op!"
De gepensioneerde rechter: "Oh, die man daar is heel bekend: hij heeft als 21-jarige de Muur helpen op bouwen, heeft er op gestaan als grenswachter, heeft bij de Stasi gewerkt en heeft als kroon op zijn carrière ook de leiding gehad over het afbraakproces van de Muur!"
Op slinkse wijze weet ik door de afrastering te komen om hem te interviewen. Zou deze vriendelijke goed geconserveerde man dezelfde man zijn, die mij toen zo onvriendelijk gebood om op te hoepelen?
Trots zegt hij voor een kwart Hollander te zijn en dat hij door een Nederlandse krant is geïnterviewd. (dit is te lezen op website: Berlijn: de Muur)
Hij is Muur deskundige: heeft er een boek erover geschreven, een webpage aangelegd en geeft lezingen over de hele wereld. "Ik bén de Muur! En nu leg ik uit hoe die figuranten op historisch juiste wijze hun geweren moeten vasthouden! Ik geef adviezen bij alle films over die tijd." Ik informeer naar de beheerder van de stukken Muur die ik 10 jaar geleden geïnterviewd heb. Ja, dat is Eric Stanke, een goede vriend van hem. en ik krijg zijn nummer. En nee, hij kan zich niets herinneren van een meisje op de fiets, die het hek heeft beklommen bij de Brandenburger Tor. Tot mijn verbazing verbaasde het verhaal hem niet.
Maart 2000.
Ik zie Eric terug op de Potsdamer Platz. Hij heeft, evenals de Platz, een totale metamorfose ondergaan: strak in ‘t pak, korte haren en gejupperiseerde eigenaar van een internet bedrijf. Toch herken ik hem. Dezelfde fanatieke blik. Hij heet mij welkom, maar kijkt zuur naar mijn Sony camera. "Sony hasse ich" zegt hij en wijst naar het enorme blinkende Sony gebouw aan de overkant, omringd door torenhoge glinsterende flatgebouwen in verschillende stijlen.
Naast de infobox achter een hek met een enorm reclame voor iets onduidelijks, staat nog een stukje opnieuw door kunstenaars beschilderde Muur met een schoen van een zwerver erop. "Alsof de toeristen liever flatgebouwen willen zien dan de Muur! Ik ben beheerder van de Muur, maar "het Land Berlijn" wil de muurresten en de wachttoren weg hebben voor een weg naar het regerings gebouw. Ik heb nu tientallen rechtszaken tegen de regering. Steeds gewonnen, haha. De mensenrechtenorganisatie steunt mij ook in mijn plan om zodoende het muren regime te herdenken."
Weer door het hek naar een andere plek: als je het niet weet loop je er langs. Nog een stuk authentieke Muur en de wachttoren op een modderig gebied. Daarachter het regeringsgebouw. Erik vertelt over zijn gevecht met de senaat en wordt emotioneel.
Waar is de ondergrondse Helle Disco? Allang weg. Wat wordt er van Berlijn?
De regering heeft een gedenkmuur o.a. in de Bernauer Straße overgelaten. Ik erheen. Een enorm lange tocht, waar staat die Muur nou? Vroeger kon je er niet omheen, nu is het zoeken naar een muur in Berlijn.
Waar eerst de Totesstrecke was staan nu twee enorme metaalwanden waarvan het de bedoeling was om de korte stukken afgebroken Muur te laten weerspiegelen om ze derhalve langer te laten lijken.
2,2 miljoen Mark weigert echter te spiegelen. Een verkeerde legering van metalen of heeft Erik Stanke misschien iets op de weerspiegelende muren gesmeerd? Twee verdwaalde toeristen kijken vaag naar de ijzeren gevaarten. Het is ontworpen door de architect Kollhoff, die ook op de Potsdamer Platz zijn reuksporen heeft achtergelaten. Daarachter ligt, heel toepasselijk, een rustiek kerkhof. Ietsje verderop een langere muur met erin gehakte gaten waar het geraamte van roestige ijzeren botten uitsteken. Daarachter staan stukken muur in slagorde opgesteld.
Weer verderop het Mauerpark. Ik dacht eerst dat de muur die boven op de heuvel stond De Muur was, maar het bleek een muur ter afsluiting van een voetbalveld te zijn. Elke muur wordt ineens De Muur.
Voor niets gevideood. Onder de heuvel de vroegere Totesstrecke, nu een heerlijk park met bloeiende appel of zoiets bomen en muziek makende jongeren. Verderop de heuvel een "gedoogmuur".
Hier mogen graffitikunstenaars "stiekem" de Muur bespuiten. Ik wil een jongen aan het werk interviewen die echter niet durft, aangezien de politie uit de verte uit een klein hutje filmt om te kijken wie er graffitiet. Die tekeningen vergelijken ze dan weer met graffiti op andere muren, treinen en gebouwen, zo herkennen ze je handschrift en tekenstijl en dan wordt je gepakt. Er is een speciale politiepsycholoog die dat doet.
De jongen is een Ossie. Vroeger heerste er veel meer onderlinge solidariteit tussen de graffitikunstenaars volgens hem. Toen waarschuwde je de verschillende groepen waar je heen ging of je sprak af met elkaar. Nu gebeurt dat niet meer waardoor de kans veel groter is dat de politie je opwacht, omdat de andere groep een dag eerder op jouw plaats heeft zitten werken.
Thuisgekomen kijk ik ineens heel anders tegen graffiti en muren aan.
Juni 2000.
Mijn Duitse ex-buurman stuurt weer een boze aanmaning door van de Telecom met erop de woorden geschreven: "Scheld ze uit, beveel ze op te houden met het sturen van rekeningen! Dat snappen ze. Je bent te aardig! Dat snappen ze níet!"
Ik zal er gehoor aan geven. Kijken of het werkt. De Muur hebben ze ook eens afgebroken...
Waar is de steen?
(Video: Waar is de steen van Marinus?)
27 februari 2000.
's Morgens vroeg in café Burger in de Torstraße. Een oud burgerlijk typisch Oost-Duits café met bloemetjesbehang en oubollige lampen.
Van binnen klonk het gekwaak van kikkers en een alternatief orkest van toeters en bellen. Een enorm gezelschap van 70 man: is met twee bussen uit Nederland aangekomen om de gedenksteen voor Marinus van der Lubbe in Berlijn te plaatsen. Een eigenaardige combi van 40-jarige alternatievige kunstenaars (waaronder de twee initiatiefnemers en makers van de Steen: Sluik en Kurpershoek), koorballen op leeftijd, arbeiders in trainingspakken, een socialistisch koor bestaande uit keurige bejaarde dames en heren en een horde journalisten met videocamera's van verschillende grootte vullen het café.
Na een lange reis met veel vertraging (de Steen bleek niet goed vastgebonden op de trekker) kwam men een dag van te voren pas midden in de nacht aan in Berlijn. Het geboekte hotel bleek vol, dus werd er uitgeweken naar een jeugdhotel.
Op het toilet stonden keurige oude dames met permanentjes. "Goh, we kwamen gisteren met zijn vieren in een kamer terecht! En de toilet was op de gang. Nou ja, ik zit er niet mee. was wel gezellig."
In de bus belandde ik meer uit toeval dan uit bewuste keuze: in de rokersbus, waar voornamelijk de heren der schepping zaten: Kurpershoek (of was het Sluik? Ze leken erg op elkaar) sprak als een ware gids door de microfoon. "Hier, aan uw linkerhand, probeerde Marinus ook vuur te maken, wat echter mislukte." We stappen allen uit en de twee bussen voegen zich samen. Een Duitse journalist kijkt bevreemd naar het eigenaardige gezelschap en zegt: "Ik dacht dat er een revolutionaire groep autonome communisten of zo zou komen, het lijkt echter meer een bejaardenclub"
We lopen in optocht naar het plein bij het beeld van Marx. Ik interview een charismatisch uitziende oudere heer, terwijl op de achtergrond een kunstenaar plastic kikkers laat kwaken en hoppen op het beeld van Marx, als symbool van het gekwaak in de Reichstag.
De oudere heer vertelt waarom hij mee is gegaan op deze reis. "Moge dit een aanklacht zijn tegen het fascisme, dat 't nooit en nooit meer moge gebeuren wat ons is aangedaan" en hij barst tot mijn verbijstering in tranen uit. Ik sta daar met mijn camera voor hem. Beschaamd doe ik het ding uit en zeg: sorry. Op dat moment komt er een andere camera ploeg aanrennen en gaat hem filmen.
Mijn eerste journalistieke dilemma. Moet je doorfilmen? Ik kon het niet. Ook een radioverslaggever gaat op de man af om hem te interviewen. "Ik zag dat U daarnet heel emotioneel werd. Kunt u vertellen waarom?" De arme man zou de hele dag achtervolgd worden door verschillende soorten opnameapparatuur.
De reis gaat verder naar de Reichstag. Sluik wordt emotioneel en zegt dat de senaat niet wilde hebben dat we de Steen voor de Reichstag neer zouden zetten, omdat Marinus een omstreden figuur is. Het zou zijn schuld zijn, dat de Duitsers de gruweldaden konden uitrichten. Bovendien zou de brandstichting goedgepraat worden als zijnde een daad tegen de nazi's, terwijl dat niet bewezen is. Daarom leggen we als alternatief tulpen neer voor de plek waar Marinus naar binnen is geklommen. Tot grote hilariteit van de aanwezigen hing er onder die plek een brandblusapparaat.
Een jolig bestuurslid (50-plusser) ontdoet zich van zijn Burberry jas en met vuurrode sjaal als wapperend symbool van het teloorgegane communisme beklimt hij onder belangstelling van verbaasde toeristen en zuur kijkende politie de muur, om aan eventuele ongelovigen aan te tonen dat van der Lubbe het wel heeft gedaan. Tot zijn eigen verbazing komt hij heel hoog. Een gepensioneerde Lubbe fan in trainingspak ondersteunt het bestuurslid als hij probeert terug te klauteren. Zo overleeft hij het net.
Een eenzame druilerig kijkende voorhene hippie deelt stencils uit met het voorstel om een deel der Danziger Straße om te dopen tot Marinus van der Lubbe Straße als protest tegen het opkomende fascisme alhier, aangezien Marinus als een der weinigen iets tegen het fascisme heeft proberen te doen. De cameraploeg vroeg de man die ik al eerder geïnterviewd had een tulp te leggen op deze plek. Natuurlijk ging hij (zijn broer is in de oorlog overleden wegens verzetsdaden ) weer huilen: Hij richtte zijn armen ten hemel. Omdat de camera's al op hem gericht waren, bleef ik ditmaal doorfilmen. Toch vond ik het achteraf iets naars hebben, En nu deed ik er zelf aan mee!
Een medestipendiaat zei later, dat hij deze tendens in het huidige serieuze nieuws haatte Het was inderdaad een waar mediacircus: cameraploegen filmden niet alleen de tulpenleggers, maar ook elkaar. Na Martijn (een medestipendiaat) geïnterviewd te hebben hoorde ik de Duitse journalist van de ZDF tegen zijn cameraman zeggen: "we moeten nog een vrouw hebben" en toen interviewden ze mij maar als z.g. Lubbe deskundige.
De tocht ging verder naar het Deutsches Theater waar de Steen zolang op het terrein mocht staan tot de senaat een beslissing zou nemen over de standplaats.
Daarna weer naar café Burger. De heren (de dames zijn ter bedde gegaan) van het bestuur joelden en maken grapjes tot 6 uur 's morgens (dat kan in Berlijn!), verstoord gadegeslagen door Berlijnse stamgasten.
Een aanwezige journalist die al 6 jaar in Berlijn woont, zegt in die tijd nog nooit zo'n ongecompliceerde lol gehad te hebben als met dit bestuur. Luid lachende Berlijners heb ik inderdaad zelden gezien. Als je een leuk gesprek wilt voeren heeft de Berlijner de neiging er een zware discussie van te maken waarin nieuwe theorieën geboren worden. In het café zie je vaak het volgende beeld: een druk monologiserende man en een toehorende vrouw (of is dit algemeen menselijk?) De Duitse lol op de tv is ook niet aan mij besteed.
11 maart 2000.
De Duitse kranten staan er vol van: de 1950 kg zware Steen is gestolen! Boze tongen beweren dat de kunstenaars het gedaan hebben om nog meer aandacht van de pers te krijgen.
1 april 2000.
Na drie weken werd hij door een arbeider onder de modder gevonden om de hoek van het theater waar hij stond. Ik naar de politie. Der Polizeipräsident und Kriminalhauptkommissar van het Landeskriminalamt (een, in tegenstelling tot de lengte van zijn titel, klein onzeker mannetje) heette mij welkom in de loods, waar gevonden gestolen goederen bewaard worden. Hij werd met argusogen gevolgd door een dame die in de gaten moest houden dat er niets verkeerd gefilmd zou worden.
Als ik de politiewagens niet zou filmen, mocht ik de gevonden Steen wel vastleggen op video. In een enorme loods stond eenzaam en een beetje gebutst de Steen op een plank met wieltjes. Gelukkig vonden Sluik en Kurpershoek het juist mooi, als de Steen door het weer en de tijd en de vogeltjes zou worden gehavend.
Herr Kriminalhauptkommissar rolde de Steen met veel moeite naar het licht. Een meesterlijk gezicht. Hij schaamde zich ervoor dat een Nederlands voorwerp gestolen werd in zijn stad. Helicopters hebben in der Himmel über Berlin gevlogen op zoek naar het gestolen voorwerp, alle antiquariaten zijn doorkamt. Affiches maanden het volk om uit te kijken naar de Steen
Toen moeten de dieven "Schiss gehabt haben" want de Steen is na ongeveer 3 weken naar deze plek vervoerd. Hij wilde niet zeggen, wie de daders waren, omdat het nog niet zeker was, maar het vermoeden heerste dat het een politieke actie was. (dus zullen het wel de neonazi's geweest zijn.)
Naast het vliegveld midden in Berlijn het politiebureau. Een enorm Metropolis-achtig gebouw geflankeerd door twee fascistoïde adelaars. Lange bruine gangen en ouderwetse kantoortjes, waar ik taart aangeboden krijg. Der Polizeipräsident toont mij het strafdossier: de Polaroid foto's met de gevonden Steen onder het zand. Een rode pijl wijst naar het kunstwerk. Boven aan de pagina een nummer. Ik mocht het alleen filmen als het onduidelijk zou zijn dat het om een strafdossier zou gaan. Dus legde ik een blaadje op het nummer. Terwijl de rode pijl om aandacht gilde, mocht ik het toch filmen. Iedereen die naar Tatort kijkt, zou onmiddellijk herkennen dat dit een rechercherapport was. Ik zei maar niets.
Hoe het nu met de Steen is? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Laat deze Steen des Aanstoots een symbool zijn voor het Leven: alles komt wel op zijn pootjes terecht.